EEN KORT WOORDENLIJST
Soepen
Chłodnik litewski: koude yoghurt-en-bietensoep geserveerd met een hardgekookt ei, oorspronkelijk uit Litouwen.
Barszcz biały: zure dikke tarwezetmeelsoep met marjolein, aardappelen, soms met room.
Barszcz czerwony: verfrissende bietensoep met groenten en zure room of helder geserveerd met dumplings.
Żurek: zure roggesoep met aardappel, worst of een ei, soms geserveerd in een brood.
Krupnik: gerstsoep met een beetje groenten en gerookt vlees.
Kapuśniak: zure koolsoep.
Zupa ogórkowa: hete zure komkommersoep.
Zupa koperkowa: dillesoep.
Rosół z kurczaka: gouden consommé van kip met noedels.
Zupa pomidorowa: tomatensoep, vaak met rijst of noedels.
Grochówka: dikke erwtensoep.
Zupa grzybowa: champignonsoep met room.
Flaki wołowe: soep van runderpens.
Hors d ’Oeuvres
Smalec: gedeeltelijk dubbel gebakken reuzel met ui, marjolein en soms met appel of pruim. Het wordt uitgespreid over brood en samen met ingelegde komkommers geserveerd als voorgerecht voor de hoofdmaaltijd.
Śledzie w śmietanie: haring in zure room, meestal met ui.
Boczek ze śliwką: spek gevuld met pruimen.
Tataars: steak tartaar; rauw rundergehakt met gesnipperde ui en rauwe dooier.
Hoofdgerecht – Rundvlees & Kalfsvlees
Eskalopki z cielęciny: kalfsvlees in een deken.
Polędwiczki wołowe: runderlende, vaak met zeldzame champignonsaus.
Ozór wołowy: zacht gestoomde rundertongen.
Sztuka mięsa met sosie chrzanowym: gekookt stuk van rundvlees in mierikswortelsaus.
Zrazy zawijane: runderrolletjes gevuld met spek, augurk en ui of rode peper, in een pikante saus.
Hoofdgerecht – Varkensvlees
Golonka w piwie: vette, maar smakelijke varkensschenkel, soms in biersaus, altijd met mierikswortel; zeer traditioneel, oorspronkelijk uit Beieren.
Karkówka: ossenhaas, meestal geroosterd
Kotlet schabowy: traditioneel gepaneerde varkenskotelet (een smakelijke keuze als je geen risico wilt).
Kiełbasa: Poolse worsten – witte worsten zijn vooral erg lekker. Ze passen goed bij ingelegde komkommers (augurken) in combinatie met bier of wodka en frisse lucht.
Żeberka w miodzie: spareribs in honing.
Hoofdgerecht – Gevogelte
Kaczka z jabłkami: gebakken eend in appel.
Kurczak de volaille: kipsteaks belegd met boter, gevuld met champignons en gepaneerd, oorspronkelijk Frans.
Wątróbki drobiowe: kippenlever.
Hoofdgerecht – Andere vleesgerechten
Baranina: geroosterd of zelfs gegrild lamsvlees – geweldig, vooral in de bergen.
Klopsiki: gehaktbrood, vaak met tomatensaus.
Bigos: smakelijke, gekruide “jagers” -stoofpot gemaakt van zuurkool met stukjes vlees en worst, extreem traditioneel.
Dziczyzna: wild.
Fasolka po bretońsku: goedkope stoofpot van bonen en worst.
Gołąbki: koolpakketten oorspronkelijk uit Litouwen, gevuld met vlees of vlees en rijst.
Kaszanka: gegrild of gebakken vast stukjes boekweit vermengd met varkensbloed en in de vorm van worst.
Szaszłyk: van oorsprong Kaukasisch gerecht; stukjes vlees aan het spit gegrild.
Hoofdgerecht – Vis
Karp po żydowsku: karper in aspic met rozijnen, oorspronkelijk Joods.
Łosoś: zalm, vaak gebakken of gekookt in een dillesaus.
Pstrąg: forel, soms geflambeerd.
Sandacz: snoekbaars.
Vegetarische gerechten
Pierogi: zeer traditionele kleine witte dumplings, groter dan ravioli, gevuld met zuurkool met champignons, kaas en aardappelen of met fruit. Ze kunnen ook met vlees zijn (z mięsem).
Naleśniki: omeletten gevuld met jam, fruit, kwark enz. En lijken erg op pannenkoeken.
Knedle: aardappelknoedels gevuld met fruit, meestal pruimen.
Bijgerechten
Frytki: chips.
Kopytka: hoefvormige dumplings.
Kluski śląskie: Silesian dumplings, gemaakt van gekookte aardappelen.
Kasza gryczana: boekweitgrutten.
Placki ziemniaczane: aardappelpannenkoekjes.