De sleutel tot de ontdekking van het hepatitis D-virus (HDV) was de beschrijving in Turijn, Italië, midden jaren zeventig van het delta-antigeen en antilichaam in dragers van het hepatitis B-oppervlakteantigeen. Men dacht eerst dat het nieuwe antigeen een marker was van het hepatitis B-virus (HBV) en gezien de ingewikkelde ware aard ervan, zou het mogelijk zijn uitgestorven als een ander vreemd antigeen subtype van HBV, zoals velen die in de jaren zeventig werden beschreven. Gelukkig begon er in 1978 een samenwerking tussen de Turijnse groep en het National Institute of Health en Georgetown University in de VS. Met Amerikaanse faciliteiten en expertise leidde deze samenwerking slechts een jaar later, in 1979, tot de ontvouwing van een onverwacht en verbazingwekkend hoofdstuk in de virologie. Experimenten met chimpansees toonden aan dat het delta-antigeen geen component was van het HBV maar van een afzonderlijk defect virus dat HBV nodig had voor zijn infectie; het werd het hepatitis D-virus genoemd om te voldoen aan de nomenclatuur van hepatitis-virussen en geclassificeerd in het geslacht Deltavirus. De dierexperimenten waren ook baanbrekend in het voorstellen van toekomstige klinische interpretaties, het paradigma van een pathogene infectie (hepatitis D), die zich alleen kon ontwikkelen bij HBV-geïnfecteerde patiënten, werd voornamelijk overgedragen door superinfectie van HDV op chronische HBV-dragers en had het vermogen om sterk de helper HBV remmen. De ontdekking van de HDV heeft geleid tot drie richtingen van verder onderzoek: (1) Het begrip van de replicatieve en infectieuze mechanismen van de HDV. (2) De beoordeling van de epidemiologische en medische impact ervan. (3) De zoektocht naar een therapie voor chronische hepatitis D (CHD). Dit overzicht geeft een overzicht van de vooruitgang die op elk onderzoeksgebied is geboekt in de dertig jaar die zijn verstreken sinds de ontdekking van HDV.