Een beroep op populariteit komt veel voor in commerciële advertenties waarin producten worden voorgesteld als wenselijk omdat ze door veel mensen worden gebruikt of worden geassocieerd met populaire sentimenten in plaats van de verdiensten van de producten zelf te communiceren.
Het omgekeerde argument, dat iets dat impopulair is, gebreken moet vertonen, is ook een vorm van deze denkfout.
De drogreden is qua structuur vergelijkbaar met bepaalde andere drogredenen die een verwarring tussen de rechtvaardiging inhouden van een overtuiging en de brede acceptatie ervan door een bepaalde groep mensen. Wanneer een argument gebruik maakt van het beroep op de overtuigingen van een groep deskundigen, neemt het de vorm aan van een beroep op autoriteit; als het een beroep is op de overtuigingen van een groep gerespecteerde ouderen of de leden van de eigen gemeenschap gedurende een lange tijd, dan neemt het de vorm aan van een beroep op traditie. Het is ook de basis van een aantal sociale verschijnselen, inclusief gemeenschappelijke versterking en het bandwagon-effect. Het Chinese spreekwoord “drie mannen maken een tijger” betreft hetzelfde idee.
Iemand die deze misvatting begaat, mag aannemen dat individuen hun overtuigingen en gedragingen gewoonlijk analyseren en bewerken op basis van de meerderheid mening. Dit is vaak niet het geval. (Zie conformiteit.)
ScholarshipEdit
De filosoof Irving Copi definieerde argumentum ad populum (‘een beroep op het volk’) anders dan een beroep op populaire mening zelf, als een poging om de “emoties en enthousiasme van de menigte” op te wekken.
Valid / Strong and Invalid / Weak useEdit
Douglas N. Walton stelt dat populair mening kan in sommige gevallen logisch geldig zijn, zoals in de politieke dialoog binnen een democratie.
De arg umentum ad populum kan een overtuigend (sterk) argument zijn in inductieve logica. Een enquête onder een aanzienlijke populatie kan bijvoorbeeld vinden dat 100% de voorkeur geeft aan een bepaald merk product boven een ander. Er kan dan een overtuigend argument worden aangevoerd dat de volgende persoon die in aanmerking moet worden genomen ook zeer waarschijnlijk de voorkeur zal geven aan dat merk (maar niet altijd 100% aangezien er uitzonderingen kunnen zijn), en de enquête is een sterk bewijs van die bewering. Een voorbeeld van een zwak inductief argument zou echter zijn: “Steun het merk van het product. Mensen hebben een praktisch product nodig om de tevredenheid van de consumenten te verzekeren, aangezien ze zeggen dat een dergelijk product van een bepaald merk vereist is volgens de peilingen. . Mensen hebben te lang geleden omdat ze het product van dit merk niet hebben gekregen. ” Het probleem komt voort uit de conclusie die waarschijnlijk niet uit de uitgangspunten volgt. Wat is er zo speciaal aan dit product? Hoe is het zeker dat als een product niet door de meerderheid wordt gebruikt, het verantwoordelijk is voor hun lijden? Hoe zal dit product leiden tot een betere kwaliteit van leven? Waarom wordt dit product gemaakt? Hoe kan het worden geïnduceerd dat de opiniepeilingen niet afkomstig zijn van een bevooroordeeld monster? Dit zijn enkele van de vragen die inductief betrekking hebben op de algehele sterkte van het argument.
Voor deductief redeneren als bewijs, bijvoorbeeld om te zeggen dat de peiling bewijst dat het voorkeursmerk superieur is aan de concurrentie in zijn samenstelling of dat iedereen geeft de voorkeur aan dat merk boven het andere.