Op 8 november 1895 wordt natuurkundige Wilhelm Conrad Röntgen (1845-1923) de eerste die röntgenfoto’s observeert, een belangrijke wetenschappelijke vooruitgang die uiteindelijk ten goede zou komen een verscheidenheid aan velden, vooral geneeskunde, door het onzichtbare zichtbaar te maken.
De ontdekking van Röntgen vond per ongeluk plaats in zijn laboratorium in Wurzburg, Duitsland, waar hij testte of kathodestralen door glas konden gaan toen hij een gloed opmerkte die afkomstig was van een nabijgelegen chemisch gecoat scherm. Hij noemde de stralen dat veroorzaakte deze gloed Röntgenstralen vanwege hun onbekende aard.
Röntgenstralen zijn elektromagnetische energiegolven die op dezelfde manier werken als lichtstralen, maar op golflengten die ongeveer 1000 keer korter zijn dan die van licht. Röntgen verschool zich in zijn lab en voerde een reeks experimenten uit om zijn ontdekking beter te begrijpen. Hij ontdekte dat röntgenstralen het menselijk vlees doordringen, maar geen stoffen met een hogere dichtheid, zoals bot of lood, en dat ze kunnen worden gefotografeerd.
Röntgen’s ontdekking werd bestempeld als een medisch wonder en röntgenfoto’s werden al snel een belangrijk diagnostisch hulpmiddel in de geneeskunde, waardoor artsen voor het eerst zonder operatie in het menselijk lichaam konden kijken. In 1897 werden röntgenstralen voor het eerst gebruikt op een militair slagveld, tijdens de Balkanoorlog, om kogels en gebroken botten in patiënten te vinden.
Wetenschappers realiseerden zich snel wat de voordelen van röntgenfoto’s waren, maar trager begrijp de schadelijke effecten van straling. Aanvankelijk werd aangenomen dat röntgenstralen net zo onschadelijk door het vlees gingen als licht. Binnen enkele jaren begonnen onderzoekers echter gevallen van brandwonden en huidbeschadiging te melden na blootstelling aan röntgenstralen, en in 1904 stierf de assistent van Thomas Edison, Clarence Dally, die veel met röntgenstraling had gewerkt, aan huidkanker. Dally’s dood zorgde ervoor dat sommige wetenschappers de risico’s van straling serieuzer gingen nemen, maar ze werden nog steeds niet volledig begrepen.
In de jaren dertig, veertig en vijftig hadden veel Amerikaanse schoenenwinkels fluoroscopen voor schoenen die gebruik maakten van röntgenstraling om klanten in staat te stellen de botten in hun voeten te zien; Pas in de jaren vijftig werd vastgesteld dat deze praktijk een riskante onderneming was.
Wilhelm Röntgen ontving talrijke onderscheidingen voor zijn werk, waaronder de eerste Nobelprijs voor natuurkunde in 1901, maar hij bleef bescheiden en probeerde nooit zijn ontdekking te patenteren. Tegenwoordig wordt röntgentechnologie veel gebruikt in de geneeskunde, materiaalanalyse en apparaten zoals beveiligingsscanners op luchthavens.