De mislukking van de Grote Sprong Forward (1958-62) verzwakte de positie van Mao in de Communistische Partij aanzienlijk toen facties zich tegen hem begonnen te vormen. Zijn gevoel dat de partij hem terzijde schoof, ligt waarschijnlijk achter zijn oproep voor een Grote Revolutie om een Proletarische Cultuur of Culturele Revolutie in het kort. Maar Mao was ook oprecht bang dat China in een inegalitaire richting aan het wegglijden was en hij zou niet toekijken hoe een nieuwe elite de partij overnam en de revolutie ondermijnde.
Voor Mao moest de revolutie een permanent proces zijn, constant in leven gehouden door eindeloze klassenstrijd. Verborgen vijanden in de partij en intellectuele kringen moesten worden geïdentificeerd en Opgevat als een ‘revolutie om de zielen van mensen te raken’, was het doel van de Culturele Revolutie om de vier oudsten aan te vallen – oude ideeën, oude cultuur, oude gewoontes en oude gewoonten – om de gebieden onderwijs, kunst en literatuur in overeenstemming te brengen met de communistische ideologie. Alles waarvan werd vermoed dat het feodaal of burgerlijk was, moest worden vernietigd.