Doel van beoordeling: Deze beoordeling onderzoekt het fysiologische begrip en de klinische implicaties van agonale ademhaling tijdens een hartstilstand.
Recente bevindingen: Agonale ademhaling komt voort uit lagere hersenstamneuronen, omdat hogere centra steeds hypoxischer worden tijdens een hartstilstand. Geen enkele leek-descriptor identificeert consequent agonale ademhaling; in plaats daarvan gebruiken leken een verzameling termen om de abnormale ademhaling van agonale ademhaling te beschrijven. Dierstudies tonen aan dat agonale ademhaling klinisch belangrijke ventilatie, oxygenatie en circulatie kan veroorzaken. In studies bij mensen zijn agonale ademhaling duidelijk bij 40% van de mensen die lijden aan een hartstilstand buiten het ziekenhuis. Agonale ademhaling is geassocieerd met getuige gebeurtenissen, ventrikelfibrilleren en overleving, wat suggereert dat agonale ademhaling een marker is van de vroege fase van een arrestatie en mogelijk een directe invloed kan hebben op de cardiopulmonale functie. Hoewel agonale ademhaling gunstige cardiopulmonale effecten lijkt uit te oefenen, kunnen ze paradoxaal genoeg remmen reddingsinspanningen door arrestatieherkenning te voorkomen. Een gestandaardiseerde verzendbenadering kan coördinatoren helpen bij het identificeren van agonale ademhaling door onderscheid te maken tussen normale en abnormale ademhaling bij de bewusteloze patiënt. Toekomstig onderzoek moet overwegen hoe informatie over agonale ademhaling kan worden geïntegreerd in de reanimatie om de resultaten te optimaliseren.
Samenvatting: Agonale ademhaling heeft fysiologische en zorgimplicaties. Pogingen om agonale ademhaling te identificeren en deze informatie te integreren in reanimatiezorg kunnen de uitkomst van een hartstilstand verbeteren.