Samenvatting: Boek VII, 514a- 521d
In Boek VII presenteert Socrates de mooiste en meest bekende metafoor in Westerse filosofie: de allegorie van de grot. Deze metafoor is bedoeld om de effecten van onderwijs op de menselijke ziel te illustreren. Opvoeding beweegt de filosoof door de stadia op de verdeelde lijn en brengt hem uiteindelijk bij de vorm van het goede.
Socrates beschrijft een donkere scène. Sinds de geboorte heeft een groep mensen in een diepe grot geleefd, zonder het daglicht te zien. Deze mensen zijn zo gebonden dat ze niet naar beide kanten of achter hen kunnen kijken, maar alleen recht vooruit. Achter hen is een vuur, en achter het vuur is een gedeeltelijke muur. Bovenop de muur staan verschillende standbeelden, die worden gemanipuleerd door een andere groep mensen, die uit het zicht achter de deelmuur liggen. Door de brand werpen de beelden schaduwen over de muur waar de gevangenen voor staan. De gevangenen kijken naar de verhalen die deze schaduwen spelen, en omdat deze schaduwen alles zijn wat ze ooit te zien krijgen, geloven ze dat ze de meest echte dingen ter wereld zijn. Als ze met elkaar praten over ‘mannen’, ‘vrouwen’, ‘bomen’ of ‘paarden’, verwijzen ze naar deze schaduwen. Deze gevangenen vertegenwoordigen het laagste stadium op de lijn – verbeelding.
Een gevangene wordt bevrijd van zijn boeien en wordt gedwongen naar het vuur en naar de beelden zelf te kijken. Na een eerste periode van pijn en verwarring doordat zijn ogen rechtstreeks aan het licht van het vuur zijn blootgesteld, realiseert de gevangene zich dat wat hij nu ziet dingen zijn die echter zijn dan de schaduwen die hij altijd als werkelijkheid heeft beschouwd. Hij begrijpt hoe het vuur en de beelden samen de schaduwen veroorzaken, die kopieën zijn van deze meer echte dingen. Hij accepteert de standbeelden en het vuur als de meest echte dingen ter wereld. Dit podium in de grot staat voor geloof. Hij heeft contact gemaakt met realthings – de standbeelden – maar hij is zich er niet van bewust dat er dingen zijn met een grotere realiteit – een wereld voorbij zijn grot.
Vervolgens wordt deze gevangene uit de grot naar de wereld erboven gesleept. In het begin wordt hij zo verblind door het licht daarboven dat hij alleen naar schaduwen kan kijken, dan naar reflecties, en uiteindelijk naar de echte objecten – echte bomen, bloemen, huizen enzovoort. Hij ziet dat deze zelfs nog echter zijn dan de beelden, en dat dat slechts kopieën hiervan waren. Hij heeft nu het cognitieve stadium van het denken bereikt. Hij heeft zijn eerste glimp opgevangen van de meest echte dingen, de Forms.
Wanneer de ogen van de gevangene volledig zijn aangepast aan de helderheid, tilt hij zijn blik op naar de hemel en kijkt naar de zon. Hij begrijpt dat de zon de oorzaak is van alles wat hij om zich heen ziet – het licht, zijn vermogen om te zien, het bestaan van bloemen, bomen en andere objecten. De zon vertegenwoordigt de vorm van het goede, en de voormalige gevangene heeft het stadium van begrip bereikt.
Het doel van opvoeding is om elke man zo ver mogelijk uit de grot te slepen. Onderwijs moet er niet op gericht zijn kennis in de ziel te brengen, maar de ziel in de juiste verlangens te brengen. Socrates zet de analogie tussen geest en zicht voort en legt uit dat de visie van een slimme, slechte man net zo scherp kan zijn als die van een filosoof. Het probleem ligt in waar hij zijn scherpe blik op richt.