In de letterlijke betekenis van de termen is een parametrische statistische test er een die aannames doet over de parameters (bepalende eigenschappen) van de populatieverdeling (s) waaruit de gegevens worden gehaald, terwijl een niet-parametrische test er een is die dergelijke aannames niet maakt. In deze strikte zin is ‘niet-parametrisch’ in wezen een nulcategorie, aangezien vrijwel alle statistische tests van één ding uitgaan of iets anders over de eigenschappen van de bronpopulatie (s).
Voor praktische doeleinden kunt u ‘parametrisch’ beschouwen als verwijzingen naar tests, zoals t-tests en de variantieanalyse, die uitgaan van de onderliggende bronpopulatie ( s) normaal verdeeld zijn; ze gaan er doorgaans ook van uit dat iemands maten voortkomen uit een schaal met gelijke intervallen. En je kunt ‘niet-parametrisch’ zien als een verwijzing naar tests die geen rekening houden met deze specifieke aannames. Voorbeelden van niet-parametrische tests zijn:
Niet-parametrische tests worden soms “distributievrije” tests genoemd, hoewel dit ook een verkeerde benaming is.