Volwassen Sprague-Dawley-ratten kregen een dieet met 0 0,25, 0,5, 1,0 of 2,0% van het voedingsadditief gebromeerde plantaardige (soja) olie (BVO) gedurende 2 weken voorafgaand aan de paring. Na de conceptie werden de diëten voortgezet tijdens de dracht en lactatie voor de vrouwtjes. Dezelfde diëten werden ook gegeven aan de nakomelingen van de moeders tijdens hun ontwikkeling (tot 90-120 dagen oud). BVO bij 2,0% van het dieet blokkeerde de voortplanting volledig. BVO bij 1,0% van het dieet verminderde de conceptie ernstig, verminderde moederlichaam gewicht, en produceerde een iets kleinere worpgrootte maar geen aanwijzingen voor misvormingen. Bij deze dosis was de postnatale mortaliteit hoog, en de overlevenden vertoonden een verminderde groei en ernstige gedragsstoornissen op een reeks gestandaardiseerde tests van functionele ontwikkeling. Na het spenen konden geen toereikende gegevens worden verkregen vanwege het hoge sterftecijfer in deze groep. BVO bij 0,5% van het dieet veroorzaakte minder reproductieve interferentie en veel minder nakomelingensterfte of groeiachterstand, maar veroorzaakte gedragsstoornissen die bijna even ernstig waren als waargenomen in de BVO 1,0% -groep. deze groep vertoonde een ernstig verminderde activiteit na het spenen, een vertraagde ontwikkeling van de vaginale doorgankelijkheid en een verminderd gewicht op dag 90. BVO bij 0,25% van het dieet produceerde reproductieve tekorten vergelijkbaar met de BVO 0,5% -groep, maar minder ernstige effecten op groei en gedragsontwikkeling. Deze groep vertoonde geen significante toename van de mortaliteit bij nakomelingen. De gegevens tonen duidelijk bewijs van dosisgerelateerde fysieke en gedragsmatige ontwikkelingstoxiciteit.