Argumenten voor ethisch relativisme
Herodotus, de Griekse historicus uit de 5e eeuw v.Chr., bracht dit standpunt naar voren toen hij opmerkte dat verschillende samenlevingen verschillende gebruiken hebben en dat elk persoon denkt dat de gebruiken van zijn eigen samenleving het beste zijn. Maar geen enkele sociale gewoonte, zei Herodotus, is echt beter of slechter dan alle andere. Sommige hedendaagse sociologen en antropologen hebben op dezelfde manier betoogd dat moraliteit, omdat het een sociaal product is, zich binnen verschillende culturen anders ontwikkelt. Elke samenleving ontwikkelt normen die door mensen binnen haar worden gebruikt om onderscheid te maken tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag, en elk oordeel over goed en kwaad veronderstelt een van deze normen. Dus, volgens deze onderzoekers, als praktijken zoals polygamie of kindermoord als goed worden beschouwd binnen een samenleving, dan zijn ze juist ‘voor die samenleving’; en als dezelfde praktijken als fout worden beschouwd in een andere samenleving, dan zijn die praktijken verkeerd voor Afgezien van deze sociale codes bestaat er niet zoiets als wat ‘echt’ goed is, want er is geen cultuurneutrale standaard waarop we een beroep kunnen doen om te bepalen welke visie van de samenleving juist is. De verschillende sociale codes zijn alles wat er bestaat.
Een tweede type argument voor ethische relativisme is te danken aan de Schotse filosoof David Hume (1711-1776), die beweerde dat morele overtuigingen gebaseerd zijn op ‘sentiment’ of emotie in plaats van op rede. Dit idee werd ontwikkeld door de 20e-eeuwse school van logisch positivisme en door latere filosofen zoals Charles L. Stevenson (1908-1979) en RM Hare (1919-2002), die van mening waren dat de primaire functie van morele taal niet is om feiten te vermelden, maar om gevoelens van goedkeuring of afkeuring uit te spreken over een bepaalde handeling of om invloed uit te oefenen. de attitudes en acties van anderen. Volgens deze opvatting, bekend als emotivisme, zijn goed en fout eerder gerelateerd aan individuele voorkeuren dan aan sociale normen.
Ethisch relativisme is aantrekkelijk voor veel filosofen en sociale wetenschappers, omdat het lijkt de beste verklaring te bieden voor de variabiliteit van morele overtuiging. Het biedt ook een plausibele manier om uit te leggen hoe ethiek past in de wereld zoals die door de moderne wetenschap wordt beschreven. Zelfs als de natuurlijke wereld uiteindelijk uit niets anders bestaat dan waardenneutrale feiten, zeggen de relativisten, heeft ethiek nog steeds een basis in menselijke gevoelens en sociale arrangementen. Ten slotte lijkt ethisch relativisme bijzonder geschikt om de deugd van tolerantie te verklaren. Als, vanuit een objectief oogpunt, de eigen waarden en de waarden van de samenleving geen speciale status hebben, dan lijkt een houding van “leven en laten leven” ten opzichte van de waarden van anderen gepast.